Samen optrekken voor gelijkheid

Mustafa Ayranci (Turkse Arbeidersvereniging in Nederland, HTIB) en Fatma Özgümüs (Vluchtelingen Organisaties Nederland, VON) stonden 40 jaar geleden aan het begin van een emancipatiebeweging binnen migranten- en vluchtelingengemeenschappen. Hoe ontstond deze beweging en wat zagen zij veranderen?

Ayranci en Özgümüs richten zich met hun organisaties op huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, meisjesbesnijdenis, huwelijksdwang, achterlating, discriminatie van lhbtiqa+ personen, en ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Tegenwoordig doen ze dat vanuit de Alliantie Verandering van Binnenuit.

Lees hier meer over de Alliantie

Fatma, hoe was het om in de jaren ’80 om vrouwenrechten in de vluchtelingengemeenschap op de kaart te zetten?

Fatma: ‘Alle vrouwen die toen bij vluchtelingenorganisaties betrokken waren, uit het Midden-Oosten, uit de Zuid-Amerikaanse landen, waren destijds activisten. VON werd opgericht in 1986. Het profiel van de vluchtelingen toen was totaal anders dan nu. Iedereen was in eigen land politiek activist geweest. Het waren geen oorlogsvluchtelingen. Daar waren vrouwen tussen die in hun land vochten voor democratie en gelijke rechten.

Vrouwenbesnijdenis is destijds in Nederland door Somalische vrouwen als probleem op de kaart gezet. Niemand in Nederland wist wat dat was. Zo is FSAN opgericht. Vrouwen uit Iran, Irak en Afghanistan kwamen hier naartoe vanwege de vrijheid. Destijds zijn veel vluchtelingenorganisaties door en voor vrouwen opgericht. Dat was een natuurlijke beweging. Iets anders was hoe binnen die organisaties mannen met die gelijke rechten omgingen. Dat liet wel zien dat we ook hier nog veel werk te doen hadden.’

Wat zag je gebeuren?

Fatma: ‘We moesten bijvoorbeeld echt vechten om een evenredig aantal bestuursleden binnen die organisaties te creëren. Op een gegeven moment hebben we daarover regels met elkaar afgesproken. Die mannen in die organisaties vonden natuurlijk dat zij alles beter wisten dan de vrouwen. Dat was een onderdeel van de traditionele cultuur. Dus er kwam geen vrouw in het bestuur. Veel later is het ons gelukt om dit bij de landelijke overheid in de Wet openbare manifestaties geregeld te krijgen.’

Mustafa, hoe lang ben jij al actief voor HTIB?

Mustafa: ‘Vanaf de oprichting in 1974. We hadden toen twee doelen. Strijd om gelijke rechten in Nederland en herstel van de democratie in Turkije. Op 12 maart 1971 was er een militaire coup in Turkije geweest en werden alle democratische organisaties verboden. Dat herstel stond dus in onze statuten, maar laten we het daar nu niet over hebben want de situatie is nu nog erger dan toen. Tegelijk met HTIB is ook de HTKB opgericht, de Turkse vrouwenorganisatie, en wij waren solidair met elkaar. Gelijke rechten gelden voor iedereen, maar vrouwen hebben specifieke problemen. Dus er was een hele sterke vrouwenbeweging.’

‘Als jij de rechten van diegene nu niet verdedigt, dan is er morgen niemand anders om jouw rechten te verdedigen.’

Wat speelde er in die begintijd?

Mustafa: ‘Ongelijke salarissen bijvoorbeeld. In de fabriek verdienden gastarbeiders (dus ook Spanjaarden, Italianen, Portugezen en Marokkanen) minder dan de Nederlandse arbeiders. Later kwamen daar thema’s als eergerelateerd geweld, achterlating, gedwongen huwelijken en homo-emancipatie bij, en hebben we begin deze eeuw als HTIB en VON samen met de Somalische gemeenschap gestreden tegen vrouwenbesnijdenis. Homoseksualiteit staat sinds de racistische moord op Kerwin Duinmeijer in 1983 op onze agenda. Als platform van buitenlanders hebben we toen samen met politieke partijen en de vakbeweging een demonstratie georganiseerd. Bij een vergadering zei een jongen: ‘Ik ben van het COC’, maar ik wist niet wat COC betekende. Hij zei ‘COC heeft twee wensen: stop homodiscriminatie en vrijheid voor homo’s.’

In Turkije ben ik opgevoed met het idee dat je homo’s van het dak van een hoog gebouw moet gooien. Ik viel echt stil. ‘Wat moet ik nou zeggen? Wat moet ik nou doen?’ Het was in mijn achterban echt een taboe. Je moet een beslissing nemen, maar dat kon ik niet alleen doen. In de pauze heb ik onze voorzitter Nihat Karaman gebeld over het dilemma. Hij vroeg me: ‘Wat denk jij?’ Ik: ‘Ik ben tegen alle vormen van discriminatie en racisme. Maar hoe zal onze achterban reageren? Ik heb je hulp nodig.’ Toen zei hij: ‘Het gaat om een persoon. Als jij de rechten van diegene nu niet verdedigt, dan is er morgen niemand anders om jouw rechten te verdedigen.’ Toen ben ik teruggegaan naar de vergadering en heb ‘ja’ tegen de oproep gezegd. Iedereen was stomverbaasd. Niemand had dat verwacht. De volgende dag stonden alle Nederlandse media bij ons voor de deur. Het was voor het eerst dat een organisatie afkomstig uit de Islamitische landen homoseksualiteit accepteerde en tegen lhbtiqa+ discriminatie was. De Volkskrant, NOS, iedereen wilden weten waarom we dit deden. Ons antwoord was dat als je het over mensenrechten hebt, je ook voor de rechten van individuen opkomt. Iemand mag zelf over zijn lichaam beslissen. Daar ga ik niet over en jij ook niet. Als iemand zegt, ‘Ik ben homo’, dan moet ik dat accepteren.’

Hoe reageerde de Turkse gemeenschap?

Mustafa: ‘Bij HTIB was er een flinke discussie. We hebben een weekend georganiseerd om dit met onze leden te bespreken. We zeiden: ‘We moeten het nu op onze agenda gaan zetten en bespreken hoe we hiermee verdergaan. In 2009 hebben we samen met het COC een imam uit Zuid-Afrika hierheen gehaald. Ik wilde geen theoretische discussie, maar die imam was zelf homo en heeft hier een lezing gehouden voor een volle zaal, waarbij ook burgemeester Cohen aanwezig was. Voor die actie heb ik de Bob Angelo Penning van het COC gekregen, als eerste migrant en niet-homo. Thuis legde mijn dochter haar hoofd op mijn borst en zei: ‘Papa, ik ben trots op je.’’

Fatma: ‘Tot begin jaren negentig was er in Nederland een kleine vluchtelingengemeenschap: vanuit bepaalde landen als Chili, Argentinië, Turkije, Iran, Irak. Dat waren allemaal linkse activisten. Ik was een daarvan, en eerlijk gezegd waren wij best arrogant tegenover andere migranten. Wij waren de intellectuelen, bla, bla, bla. In de loop der jaren is de vluchtelingenpopulatie in Nederland sterk veranderd. In plaats van politieke ‘verdragsvluchtelingen’ begonnen er oorlogsvluchtelingen naar Nederland te komen. Zo kwam opeens een vierde groep uit Afghanistan. Dat waren geen intellectuelen. Vooral uit het Midden-Oosten kwamen mensen van het platteland gevlucht. Die groepen kwamen met hun traditionele gewoontes en mentaliteit hier naartoe. Ineens hoorde ik bij VON vanuit onze organisaties over zaken als eergerelateerd en huiselijk geweld. Bij de eerste groep vluchtelingen speelde dat totaal niet. Wij waren vooral bezig met asielbeleid en demonstraties. Niemand, behalve Mustafa misschien, heeft zoveel gedemonstreerd als ik. Hoe vaak ik niet door de politie de Tweede Kamer ben uitgegooid. Eind jaren negentig zeiden de Turken: ‘We gaan ons niet meer bezighouden met asielbeleid, want er gebeurt van alles binnen onze eigen gemeenschappen waar we wat aan moeten doen. De zelforganisaties kregen te maken met mishandelde vrouwen en er waren veel toestanden rond meisjes. Dat cultuurgerelateerde geweld en die onrust geven we nu prioriteit.’

Mustafa: ‘Een aanleiding was toen de Turkse mevrouw Kezban voor de ogen van haar kinderen op straat door haar man vermoord werd, nadat zij naar een Blijf van mijn Lijf-huis was gevlucht.’

Fatma: ‘Het geweld liep uit de hand. Toen zag je een duidelijke verdeling binnen de vluchtelingengemeenschap van de activisten en de zogenaamde doelgroep, de traditionele groepen die later waren gekomen. Binnen VON barste een discussie los en daar is later onze Changemaker-methodiek uit ontstaan. We zagen dat dit hetzelfde monster was dat we destijds in ons eigen land al hadden bevochten die in de bagage van de nieuwe mensen Nederland binnenkwam. Daar moesten we wat aan doen. Het was niet zomaar een idee om ons op eerwraak te gaan richten, nee, dat was noodzaak. Zo is eergerelateerd geweld op de agenda gekomen bij het Landelijk Overleg Minderheden. De zelforganisaties hebben toen samen met OM, politie, en vrouwenopvang iets unieks in Europa gedaan: samen hebben we een heel groot driejarig programma georganiseerd binnen 10 gemeenten. Toen is bij de politie ook het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld opgericht. Als bij een van de organisaties een melding binnenkwam konden we meteen naar de politie. Minister Rita Verdonk heeft dat mede mogelijk gemaakt en ervoor gevochten in de Tweede Kamer.

Intussen kwam ook homoseksualiteit bij ons op de agenda. Ik zag dat er een enorme hypocrisie was onder de groep activisten. Het ging de hele tijd om mensenrechten en ‘we zijn allemaal gelijk’, maar sommigen zijn gelijker dan anderen. In mijn bestuur heb ik een keer gezegd: ‘We zijn net ‘Animal Farm’ van George Orwell. We kunnen best goed een grote mond tegen de Nederlandse overheid opzetten, maar niemand mag aan onze cultuur komen. Van ons bestuur was driekwart van Nederlandse komaf en die kreeg ik meteen op mijn dak: ‘Is homoseksualiteit wel onze prioriteit? Er zijn zoveel problemen.’ Ik reageerde: ‘Het gaat mij niet zozeer om homoseksualiteit. Het gaat me om het compleet maken van de mensenrechtenagenda. Dat gaan we doen, linksom of rechtsom.’’

Mustafa: ‘Kijk, homoseksualiteit is natuurlijk zo oud als de mensheid, maar het werd nooit in onze gemeenschap besproken.’

Fatma: ‘Als je tegen discriminatie bent moet je in de praktijk toch aparte aandacht besteden aan vrouwenrechten en andere culturele minderheden. Dat gaat niet vanzelf. Een mentaliteitsverandering, een cultuurverandering is een van de allermoeilijkste dingen om voor elkaar te krijgen. Daarom is de bijdrage van HTIB goud waard.’

‘Toen we homoseksualiteit op de agenda zetten, hebben we zoveel bedreigingen gekregen’

Waarom?

Fatma: ‘Zo’n verandering vraagt om enorm veel lef. Je hebt mensen als Mustafa nodig die tegen de stroom in durven te gaan. Dat is leiderschap. Dan moet je op een weloverwogen manier je positie op het spel durven te zetten en zeggen ‘Dit gaan we doen’.’

Mustafa: ‘Toen we homoseksualiteit op de agenda zetten, hebben we zoveel bedreigingen gekregen. De Turkse nationale televisie heeft een programma gemaakt waarin ze zeiden dat Mustafa Ayranci van HTIB een miljoen euro subsidie had gekregen van de gemeente Amsterdam om te proberen van Turkse mannen homo’s te maken. Daarna kregen we allerlei telefoontjes. ‘Sinds wanneer ben je homo? ‘Heb je mannen nodig?’ Op die manier. Maar als je daardoor een stap terugneemt, dan kun je weer helemaal van nul af aan beginnen. Dus we zijn doorgegaan. En daar ben ik nu erg blij mee, want op dit moment is het bespreekbaar geworden. De afgelopen jaren hebben we binnen de Alliantie Verandering van Binnenuit honderden bijeenkomsten georganiseerd in het hele land.’

Fatma: ‘Homoseksualiteit is zo’n normaal thema geworden. Lokale zelforganisaties voor vluchtelingen organiseren ook buiten ons om met hun gemeenten activiteiten. Dat is hartstikke goed. Dat is het doel. Kijk, we hebben de wereld nog niet voor 100% veranderd, maar dit vind ik enorme winst. Er is nog weerstand, er is nog heel veel werk, maar niemand zegt meer: ‘Homoseksualiteit is niet onze prioriteit’ of ‘Jij krijgt geld om iedereen homo te maken’. Voor mij is het zo’n enorme winst dat zoveel organisaties nu onderling openlijk discussiëren en mensen niet meer weglopen.’

Interview: Paul van Yperen
Fotografie: Mladen Pikulic